Menu

The Noble Quran beta

⚖️

AI Assistant Terms & Disclaimer

Important Information

Before using our AI Assistant, please read and understand the following:

  • AI-Generated Content: Responses are generated by artificial intelligence and may not always be accurate or complete.
  • Not a Substitute for Scholars: This AI is not a replacement for qualified Islamic scholars or religious authorities.
  • Verify Information: Always verify religious guidance with authentic sources and qualified scholars.
  • No Liability: We are not responsible for decisions made based on AI responses.
  • Educational Purpose: This tool is for educational and informational purposes only.
  • Data Processing: Your conversations may be processed by third-party AI services (Groq).

By clicking "I Agree", you acknowledge that you have read and understood these terms.

📧

Login to Chat

Enter your details to access the AI Assistant

🤖 Quran AI Assistant
🤖
Assalamu Alaikum! I'm your Quran AI assistant. Ask me anything about the Quran, Islamic teachings, or how to use this platform.
We may receive a commission if you click on a link and buy a product, service, policy or similar. This is at no extra cost to you. Detailed information about affiliate marketing links placed on this website can be found here.

About this Surah

The Surah has been so named after the very first word at-tin.


Tafsir (Commentary)

Name

The Surah has been so named after the very first word at-tin.

Period of Revelation

According to Qatadah, this Surah is Madani. Two different views have been reported from Ibn Abbas: first that it is a Makki Surah, and second that it is Madani. But the majority of scholars regard it as a Makki revelation, a manifest symbol of which is the use of the words hadh-al-balad-il-amin (this city of peace) for Makkah. Obviously, if it had been revealed at Madinah, it would not be correct to use the words "this city" for Makkah Besides, a study of the contents of the Surah shows that it belongs to the earliest period of Makkah, for in it there is no sign whatever to indicate that during the period of its revelation any conflict had started between Islam and unbelief. Moreover, it reflects the same style of the earliest revelations of Makkah period in which briefly and succinctly the people have been made to realize that the judgment of the Hereafter is necessary and absolutely rational.

Theme and Subject Matter

Its theme is the rewards and punishments of the Hereafter. For this purpose first swearing an oath by the habitats of some illustrious Prophets, it has been stated that Allah has created man in the most excellent of molds. Although at other places in the Quran, this truth has been expressed in different ways, for example, at some places it has been said: "Allah appointed man His vicegerent on the earth and commanded the angels to bow down to him (Al-Baqarah: 30,34, Al-Anam: 165, Al-Araf: 11, Al-Hijr: 28-29, An-Naml: 62, Suad: 71-73);" at others that: "Man has become bearer of the Divine trust, which the earth and the heavens and the mountains did not have the power to bear (Al-Ahzab: 72);" and at still others that: "We honored the children of Adam and exalted them above many of Our other creatures (Bani Israil 70)," yet here the statement made on oath in particular by the habitats of the Prophets that man has been created in the finest of molds, signifies that mankind has been blessed with such an excellent mold and nature that it gave birth to men capable of attaining to the highest position of Prophethood, a higher position than which has not been attained by any other creature of God.

Then, it has been stated that there are two kinds of men. those who in spite of having been created in the finest of molds, become inclined to evil and their moral degeneration causes them to be reduced to the lowest of the low, and those who by adopting the way of faith and righteousness remain secure from the degeneration and consistent with the noble position, which is the necessary demand of their having been created in the best of molds. The existence among mankind of both these kinds of men is such a factual thing which no one can deny, for it is being observed and experienced in society everywhere at all times.

In conclusion, this factual reality has been used as an argument to prove that when among the people there are these two separate and quite distinct kinds, how can one deny the judgment and retribution for deeds If the morally degraded are not punished and the morally pure and exalted are not rewarded and both end in the dust alike, it would mean that there is no justice in the Kingdom of God; whereas human nature and common sense demand that a judge should do justice. How then can one conceive that Allah, Who is the most just of all judges, would not do justice?


Surah Ar-Rahman - De Erbarmer
Ayah 1
De Barmhartige
بِسْمِ اللَّهِ الرَّحْمَـٰنِ الرَّحِيمِ الرَّحْمَـٰنُ
Ayah 2
Heeft zijn dienaar in den Koran onderwezen.
عَلَّمَ الْقُرْآنَ
Ayah 3
Hij schiep den mensch.
خَلَقَ الْإِنسَانَ
Ayah 4
Hij heeft hem eene duidelijke spraak geleerd.
عَلَّمَهُ الْبَيَانَ
Ayah 5
De zon en de maan leggen haren loop af, overeenkomstig eene zekere wet.
الشَّمْسُ وَالْقَمَرُ بِحُسْبَانٍ
Ayah 6
En de planten, die over den grond kruipen, en de boomen zijn aan zijne beschikking onderworpen.
وَالنَّجْمُ وَالشَّجَرُ يَسْجُدَانِ
Ayah 7
Hij verhief den hemel, en stelde de weegschaal vast.
وَالسَّمَاءَ رَفَعَهَا وَوَضَعَ الْمِيزَانَ
Ayah 8
Opdat gij niet zoudt zondigen tegen het gewicht.
أَلَّا تَطْغَوْا فِي الْمِيزَانِ
Ayah 9
Weeg dus juist, en verminder het gewicht niet.
وَأَقِيمُوا الْوَزْنَ بِالْقِسْطِ وَلَا تُخْسِرُوا الْمِيزَانَ
Ayah 10
En hij heeft de aarde voor levende schepselen ingericht.
وَالْأَرْضَ وَضَعَهَا لِلْأَنَامِ
Ayah 11
Daarop zijn verschillende vruchten en palmboomen, die bloemtrossen dragen.
فِيهَا فَاكِهَةٌ وَالنَّخْلُ ذَاتُ الْأَكْمَامِ
Ayah 12
En graan dat kaf en bladeren heeft.
وَالْحَبُّ ذُو الْعَصْفِ وَالرَّيْحَانُ
Ayah 13
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 14
Hij schiep den mensch van gedroogde klei, als een aarden vaatwerk.
خَلَقَ الْإِنسَانَ مِن صَلْصَالٍ كَالْفَخَّارِ
Ayah 15
Maar hij schiep de geniussen van vuur, dat rein van rook was.
وَخَلَقَ الْجَانَّ مِن مَّارِجٍ مِّن نَّارٍ
Ayah 16
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 17
Hij is de Heer van het Oosten; En de Heer van het Westen.
رَبُّ الْمَشْرِقَيْنِ وَرَبُّ الْمَغْرِبَيْنِ
Ayah 18
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 19
Hij heeft de beide zeeën gescheiden.
مَرَجَ الْبَحْرَيْنِ يَلْتَقِيَانِ
Ayah 20
Opdat zij elkander zouden ontmoeten; tusschen haar is eene afscheiding geplaatst, welke zij niet kunnen overschrijden.
بَيْنَهُمَا بَرْزَخٌ لَّا يَبْغِيَانِ
Ayah 21
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 22
Zij beide leveren paarlen en koraal op.
يَخْرُجُ مِنْهُمَا اللُّؤْلُؤُ وَالْمَرْجَانُ
Ayah 23
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 24
Hem behooren ook de schepen, die, als bergen, de zee doorklieven.
وَلَهُ الْجَوَارِ الْمُنشَآتُ فِي الْبَحْرِ كَالْأَعْلَامِ
Ayah 25
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 26
Ieder schepsel dat op de aarde leeft, is aan de vergankelijkheid onderworpen.
كُلُّ مَنْ عَلَيْهَا فَانٍ
Ayah 27
Maar het glorierijke en heerlijke aangezicht van uwen Heer zal eeuwig blijven.
وَيَبْقَىٰ وَجْهُ رَبِّكَ ذُو الْجَلَالِ وَالْإِكْرَامِ
Ayah 28
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 29
Aan hem richten alle schepselen, die in den hemel en op aarde zijn, verzoeken; iederen dag is hij met een nieuw werk bezig.
يَسْأَلُهُ مَن فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۚ كُلَّ يَوْمٍ هُوَ فِي شَأْنٍ
Ayah 30
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 31
Wij zullen u zekerlijk op den jongsten dag wachten, om u te richten, o geniussen en menschen!
سَنَفْرُغُ لَكُمْ أَيُّهَ الثَّقَلَانِ
Ayah 32
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 33
O gij, vereeniging van geniussen en menschen! indien gij in staat zijt, de grenzen van den hemel en de aarde te overschrijden, doe het; maar gij zult het niet, dan door eene volstrekte macht doen.
يَا مَعْشَرَ الْجِنِّ وَالْإِنسِ إِنِ اسْتَطَعْتُمْ أَن تَنفُذُوا مِنْ أَقْطَارِ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ فَانفُذُوا ۚ لَا تَنفُذُونَ إِلَّا بِسُلْطَانٍ
Ayah 34
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 35
Een vuurvlam zonder rook, en een rook zonder vlam zullen op u worden nedergezonden, en gij zult niet in staat zijn, u daartegen te beschutten.
يُرْسَلُ عَلَيْكُمَا شُوَاظٌ مِّن نَّارٍ وَنُحَاسٌ فَلَا تَنتَصِرَانِ
Ayah 36
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 37
En als de hemel gespleten wordt, en zich rood als eene roos of als eene roodgeverfde huid zal vertoonen.
فَإِذَا انشَقَّتِ السَّمَاءُ فَكَانَتْ وَرْدَةً كَالدِّهَانِ
Ayah 38
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 39
Op dien dag zal mensch noch genius nopens zijne zonde worden ondervraagd.
فَيَوْمَئِذٍ لَّا يُسْأَلُ عَن ذَنبِهِ إِنسٌ وَلَا جَانٌّ
Ayah 40
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 41
De zondaren zullen door hunne werken worden herkend, en zij zullen van voren bij hunne lokken en bij hunne voeten gegrepen, en in de hel geworpen worden.
يُعْرَفُ الْمُجْرِمُونَ بِسِيمَاهُمْ فَيُؤْخَذُ بِالنَّوَاصِي وَالْأَقْدَامِ
Ayah 42
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 43
Dit is de hel, welke de zondaren als eene valschheid loochenen.
هَـٰذِهِ جَهَنَّمُ الَّتِي يُكَذِّبُ بِهَا الْمُجْرِمُونَ
Ayah 44
Zij zullen daar, tusschen vlammen en kokend water, op- en nedergaan.
يَطُوفُونَ بَيْنَهَا وَبَيْنَ حَمِيمٍ آنٍ
Ayah 45
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 46
Maar voor hem, die de rechtbank zijns Heeren vreest, zijn twee tuinen gemaakt.
وَلِمَنْ خَافَ مَقَامَ رَبِّهِ جَنَّتَانِ
Ayah 47
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 48
Met schaduwrijke boomen beplant.
ذَوَاتَا أَفْنَانٍ
Ayah 49
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 50
In elken daarvan zullen twee fonteinen stroomen.
فِيهِمَا عَيْنَانِ تَجْرِيَانِ
Ayah 51
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 52
In elken van hen zullen twee soorten van elke vrucht zijn.
فِيهِمَا مِن كُلِّ فَاكِهَةٍ زَوْجَانِ
Ayah 53
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 54
Zij zullen op zetels rusten, waarvan de leuningen zullen gevormd zijn van zijde met goud doorweven, en de vrucht zal dicht bij de hand zijn, om verzameld te worden.
مُتَّكِئِينَ عَلَىٰ فُرُشٍ بَطَائِنُهَا مِنْ إِسْتَبْرَقٍ ۚ وَجَنَى الْجَنَّتَيْنِ دَانٍ
Ayah 55
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 56
Daar zullen zij door schoone maagden worden ontvangen, die hare oogen van ieder, behalve van hare echtgenooten, zullen afwenden; die nimmer vóór hen, door een man of een genius zijn aangeraakt.
فِيهِنَّ قَاصِرَاتُ الطَّرْفِ لَمْ يَطْمِثْهُنَّ إِنسٌ قَبْلَهُمْ وَلَا جَانٌّ
Ayah 57
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 58
Hebbende huiden als robijnen en paarlen.
كَأَنَّهُنَّ الْيَاقُوتُ وَالْمَرْجَانُ
Ayah 59
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 60
Waardoor zou het goede anders dan door het goede beloond worden?
هَلْ جَزَاءُ الْإِحْسَانِ إِلَّا الْإِحْسَانُ
Ayah 61
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 62
En naast deze, zullen twee anderen tuinen zijn.
وَمِن دُونِهِمَا جَنَّتَانِ
Ayah 63
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 64
Van donker groen.
مُدْهَامَّتَانِ
Ayah 65
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 66
In elken daarvan zullen twee fonteinen een overvloed van water doen uitstroomen.
فِيهِمَا عَيْنَانِ نَضَّاخَتَانِ
Ayah 67
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 68
In elken van dezen zullen vruchten, palmboomen en granaatappelen zijn.
فِيهِمَا فَاكِهَةٌ وَنَخْلٌ وَرُمَّانٌ
Ayah 69
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 70
Daarin zullen liefelijke en schoone maagden zijn.
فِيهِنَّ خَيْرَاتٌ حِسَانٌ
Ayah 71
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 72
Hebbende schoone, zwarte oogen, en door pavilloenen voor het oog verborgen.
حُورٌ مَّقْصُورَاتٌ فِي الْخِيَامِ
Ayah 73
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 74
Welke vóór de haar bestemde echtgenooten, door man noch genius, zijn aangeraakt.
لَمْ يَطْمِثْهُنَّ إِنسٌ قَبْلَهُمْ وَلَا جَانٌّ
Ayah 75
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 76
Daar zullen zij zich vermaken, liggende op groene kussens en prachtige tapijten.
مُتَّكِئِينَ عَلَىٰ رَفْرَفٍ خُضْرٍ وَعَبْقَرِيٍّ حِسَانٍ
Ayah 77
Welke der voordeelen van uwen Heer zult gij dus ondankbaar loochenen?
فَبِأَيِّ آلَاءِ رَبِّكُمَا تُكَذِّبَانِ
Ayah 78
Geloofd zij de naam van uwen Heer, die met glans en eer is omgeven.
تَبَارَكَ اسْمُ رَبِّكَ ذِي الْجَلَالِ وَالْإِكْرَامِ

Quran

is the holy scripture of Islam. Muslims believe that it is the literal word of Allah (سُبْحَانَهُ وَتَعَالَى‎), revealed to the Prophet Muhammad (صلى الله عليه وسلم) over a period of 23 years. The Quran is composed of 114 Suras (chapters) and contains 6,236 Ayat (verses). Muslim beliefs and practices are based on the Quran and the Sunnah (the teachings and example of Muhammad (صلى الله عليه وسلم)).

Meccan Surahs

The Meccan Surahs are the earliest revelations that were sent down to the Prophet Muhammad (صلى الله عليه وسلم). They were revealed in Mecca, hence their name. These revelations form the foundation of the Islamic faith and contain guidance for Muslims on how to live their lives. The Meccan Surahs are also notable for their poetic beauty and lyrical prose.

Medinan Surahs

The Medinan Surahs of the noble Quran are the latest 24 Surahs that, according to Islamic tradition, were revealed at Medina after Prophet Muhammad's (صلى الله عليه وسلم) hijra from Mecca. These Surahs were revealed by Allah (سبحانه و تعالى) when the Muslim community was larger and more developed, as opposed to their minority position in Mecca.

Receive regular updates

* indicates required